Hij zat daar gewoon vast en lachte haar uit.
Een golf van wanhoop en hulpeloosheid ging door haar lichaam, en uit die zwarte golf van gevoel kwam de irrationele, maar onomstotelijke kennis dat ze iets kwijt was wat ze nooit meer zou terugkrijgen. Dus nu was die dag toch aangebroken, dacht ze; de dag waarvoor ze al haar hele leven bang was. Ze was een totale mislukkeling, het kon niet worden ontkend. Ze had alles verkeerd gedaan. Ze had iedereen teleurgesteld, vooral haar kinderen.
Het schuldgevoel was bijna ondraaglijk. Ze strompelde van de deur weg, dubbelgeklapt van pijn, en zette haar handpalm tegen de ruwe cementmuur om zichzelf te ondersteunen. Wat moest ze nu doen? Een slotenmaker bellen, dacht ze, of een advocaat... of de politie? Bij de gedachte aan al die moeite kwam er een vreselijk gevoel van willoosheid over haar heen. Ze kon ook gewoon opgeven en op de vloer in de gang gaan liggen. Uiteindelijk zou Shane wel terugkomen en haar daar vinden.
Het was net als in haar droom, dacht ze, terwijl ze op haar hurken ging zitten. Die droom waarin ze hulpeloos lag te sterven in de gang, niet in staat zich te bewegen. Ze duwde haar handen over haar ogen en opende haar mond in een geluidloze gil.
Ze haalde diep adem en bewoog haar handen over haar gezicht. Ze moest ademhalen en nadenken. Het eerste wat ze moest doen, was een slotenmaker bellen - dat stond in het script - en dan zou ze in haar appartement op zoek gaan naar aanwijzingen waar Shane de kinderen naartoe had gebracht. Ze stond op en pakte haar tas. Het was nu gewoon een kwestie van wachten. Ze zou op de slotenmaker wachten en dan zou ze haar kinderen vinden.
Ze pakte haar telefoon en keek op het display. Dat was zwart. Haar accu was leeg.
Werd het zo'n soort scene? Uitzinnige moeder verliest kinderen en wordt constant door omstandigheden gedwarsboomd?
Kom op, denk na! spoorde ze zichzelf aan. Ze pakte haar armzalige bezittingen bij elkaar en ging met de lift terug naar de lobby.
'Heb jij een sleutel?' vroeg ze op eisende toon aan de bewaker.
'We hebben geen sleutels,' zei hij koppig.
'Mijn man heeft het slot vervangen, toen ik weg was. Je moet een sleutel hebben.'
'We hebben geen sleutels. Dat mag niet.'
'We heeft de sleutel dan?'
'Weet ik niet.'
'Heeft de concierge een sleutel?'
'Weet ik niet.'
'Heb je zijn telefoonnummer?'
'Nee.'
Impasse. Ze voelde een moorddadige agressie naar die man die waarschijnlijk alleen maar probeerde 'zijn werk te doen'. Als ze een man was, had ze hem geslagen. 'Hoe heet je?' vroeg ze terwijl ze in haar tas zocht naar een pen.
'Lester James.'
'Dank je, Lester. Morgen ben je ontslagen.'
'U hoeft mij niet te bedreigen, dame.'
'Het is geen bedreiging.'
De confrontatie bezorgde haar alleen maar een wild kloppend hart en ze duwde de glazen deuren naar de straat open. Haar woede, nu losgekomen, was overweldigend. Hoe durfde Shane haar kinderen te stelen? Ze liep de straat op om een taxi aan te houden. Ze werd bijna aangereden, de auto kon nog net uitwijken en de chauffeur toeterde hard in gefrustreerde kwaadheid. Ze stak haar middelvinger naar hem op en haar woede verviel in roodgloeiende razernij.
Er passeerden meerdere taxi's, allemaal bezet, en na een paar minuten besefte ze dat ze er een moest gaan zoeken. Ze liep richting Seventh Avenue, met haar tas die nu voelde als of hij vijfentwintig kilo woog, aan haar arm en het verfomfaaide koffertje op wieltjes achter zich aan. Na een paar meter stopte ze om het gewicht anders te verdelen en op adem te komen. Waarom waren er geen taxi's? Toen ze de groepjes jonge mensen op straat zag, herinnerde ze zich ineens dat het zaterdagavond was.
Bij het afgebladderde blauwe hek dat naar de trap van het metrostation leidde, bleef ze even staan, zich afvragend waar ze precies heen moest. Ze kon het appartement van Shanes ouders aan Central Park West proberen - misschien had Shane de kinderen daar voor het weekend achtergelaten en was hij zelf weggegaan - maar voor hetzelfde geld waren Shanes ouders niet thuis en dan had ze minstens een halfuur verspild om er te komen, alleen maar om te ontdekken dat ze niet naar binnen kon. Of ze kon naar Victory of Nico, maar die waren er misschien ook niet. Ze kon maar het beste naar een hotel gaan... Ze herinnerde zich ineens dat Parador Pictures een directiesuite in het Mercer had. Ze had die zelf nog nooit gebruikt, de suite was een overblijfsel uit de tijd dat Comstock Dibble aan het hoofd van Parador had gestaan en hem had gebruikt voor zijn legendarische feesten en avontuurtjes. Maar ze wist vrij zeker dat het bedrijf de suite nog bezat... telkens als het onderwerp ter sprake kwam, zei iemand dat ze zo goedkoop aan die suite waren gekomen dat het de moeite waard was hem aan te houden.
Voor noodgevallen, dacht ze grimmig, en ze liep de trap af. Het koffertje hobbelde onhandig achter haar aan. Een meute meisjes drong langs haar heen, waardoor ze bijna struikelde; de meisjes droegen korte rokjes en goedkope schoenen met hoge hakken; ze kwetterden als jonge spreeuwen, vol jeugdige bravade. Wsten ze wat hun te wachten stond, vroeg Wendy zich af terwijl ze hen bekeek met irritatie over en bewondering voor hun kinderlijke opwinding. Als ze voelden dat Wendy naar hen staarde, lieten ze dat niet merken, en, besefte ze plotseling, waarom zouden ze ook? Ze was voor hen totaal onbelangrijk, onzichtbaar, en zelfs als ze hadden geweten dat ze de leiding had over Parador Pictures, had hen dat niets kunnen schelen, zouden ze er niet van onder de indruk zijn geweest. Ze was voor hen niets meer dan een wanhopige vrouw van middelbare leeftijd, het soort vrouw naar wie jonge meisjes keken, om zich dan tot htm vriendinnen te wenden en te fluisteren: 'Als ik ooit zo word, moet je me neerschieten, oke?'
Maar ze zouden wel zoals zij worden. Dat was wat jongeren weigerden te begrijpen. Iedereen werd ouder en iedereen kreeg met ellende te maken. Echte ellende. Ellende waarover je geen controle had...
Ze stapte in de metro en reed in een luchtbel van anonimiteit naar het centrum, dankbaar dat niemand naar haar keek. Ze stapte bij station Spring Street zuchtend uit en sleepte zichzelf de trap op naar een oude klinkerstraat. Van alle wijken in Manhattan had Soho in het bijzonder de geladen sfeer van een filmset, vol door voorbijgangers die eruitzagen als figuranten van Central Casting, zo perfect pasten ze in deze omgeving. Er hing een sfeer alsof alles niet helemaal echt was, of te veel een perfect cliche om waar te zijn, en er begon een fijne, mistige motregen uit een zwarderen hemel te vallen.
Ze sprak Shane uiteindelijk om kwart over elf 's avonds.
Hij nam op met een ruw en achterdochtig 'Hallo', als een misdadiger op de vlucht, vond ze. Ze was opgelucht zijn stem te horen; en ze was boos en bang... bang dat hij haar niet zou vertellen waar de kinderen waren, of dat hij de verbinding zou verbreken; ze vermoedde dat hij het gesprek alleen had aangenomen omdat ze met de hoteltelefoon belde en hij het nummer niet herkende. Wat hij allemaal fout had gedaan - de kinderen meenemen, haar scheidingspapieren laten presenteren, haar uit haar eigen appartement buitensluiten - was plotseling zo overweldigend dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Hij had haar benen onder haar vandaan geslagen. Hij had alle macht en zij geen enkele.
'Shane...' begon ze ferm maar niet te agressief.
Hij aarzelde, uit schuld, angst of verrassing, terwijl hij probeerde haar toon in te schatten, vermoedde ze, onzeker of het veilig was verder te praten.
'O hoi,' zei hij op een toon alsof hij zich schrap zette.
'Waar zijn de kinderen?' Ze liep zonder erbij na te denken naar het raam, met gebogen hoofd, volledig geconcentreerd op de zwakke levenslijn die ze aan haar oor hield.
'Het gaat prima met hen. Ze zijn bij mij,' zei hij verdedigend.
'Waar ben je?' vroeg ze bijna luchtig. Ze bedacht ineens dat ze hem in deze scene beter op het verkeerde been kon zetten door zich tegenintuitief te gedragen, en te doen alsof er niets aan de hand was.
'We zijn in Palm Beach,' zei hij op licht verwarde toon. 'We zijn pony's gaan bekijken...'
'Wat leuk,' zei ze. Hij moest nu totaal in de war zijn, zich afvragen waarvandaan ze belde en of het vliegtuig vertraging had, en of ze wel thuis was geweest en had ontdekt wat hij gedaan had.
'Ja,' zei hij voorzichtig. 'Mijn ouders zijn er ook...'
'Geweldig,' zei ze enthousiast. 'Een echt familie-uitje. Wat jammer dat ik er niet bij kon zijn.' Haar toon klonk een beetje sarcastisch, maar inwendig snakte ze naar adem, en ze besefte ineens het belang van de situatie: ze waren zonder haar weggegaan. Ze wilden haar niet, ze hadden haar niet nodig, gaven niet om haar, wilden haar niet in de buurt hebben. Het voelde alsof ze het enige kind in de klas was dat niet op dat verjaarspartijtje was uitgenodigd, maar dan duizend keer erger. Ze was geschokt hoeveel pijn het deed, die pijn trok alle vechtlust uit haar.
Het was nooit in haar opgekomen dat ze allemaal konden samenzweren om afstand tot haar te scheppen.
Ze ging op de rand van het bed zitten en moest haar uiterste best doen om haar emoties dusdanig onder controle te krijgen dat ze weer iets kon zeggen. 'Waar zijn jullie precies?' vroeg ze met onzekere opgewektheid.
'Ma heeft een aanbieding in het Breakers gevonden,' fluisterde Shane. Hij klonk verdrietig.
'O, het Breakers. Ze zeggen dat het daar prachtig is,' zei ze.
'Er zijn drie zwembaden,' zei hij hulpeloos. Stilte. Ze haalde verstijfd adem, haar neus zat vol snot van de opwellende tranen. Ze kneep haar ogen dicht en perste haar lippen op elkaar alsof ze het verdriet wilde binnenhouden. 'Wendy?' vroeg hij. 'Heb je, eh...'
Ze zou het hem niet laten weten, niet nu ze zich zo gruwelijk verslagen voelde. 'Is Magda in de buurt? Mag ik haar even?' vroeg ze snel, en ze voelde hoe zielig het was dat je je man moest vragen of je met je eigen kinderen mocht praten.
'Ze zal wel slapen...' Haar hart verhardde van wanhoop. 'Ik ga wel even kijken,' zei Shane, die met haar te doen had.
Ze wachtte angstig, als een tiener wier leven wordt overheerst door angst om afgewezen te worden.
'Hallo?' Magda's stem, fluweel door slaap en toch verrassend volwassen.
'Dag lieverd. Hoe is het?' Haar stem intiem en vriendelijk.
'Prima. We hebben vandaag een prachtige pony gezien. Zijn schofthoogte is 1,42 meter en hij is appelgrijs.' Dat werd gezegd met de trotse ontdekking van expertise.
'Gaat het wel goed met je? Hoe is het met Tyler en Chloe?'
'Tyler zegt dat hij ook een pony wil, maar daar is hij toch te jong voor, moeder? Hij moet wachten tot hij minstens twaalf is. Zoals ik.'
'Ik weet het niet, Magda...'
'En oma en opa zijn er ook.'
'Waar is Chloe?'
'Die slaapt bij mij in bed en Tyler slaapt bij papa... waar ben jij, mama? Ben je thuis?'
'ik ben in New York.' Ze aarzelde, maar ging toen verder: 'Ik ben in een hotel. Papa heeft het slot van het appartement vervangen en ik kon er niet in.'
'O,' zei Magda. Wendy vond dat de toon van dat ene woord alles omvatte. Het klonk verdrietig, begrijpend, meelevend, bang, hulpeloos en toch afstandelijk. Ze weet het, dacht Wendy. Ze weet precies wat er speelt, maar ze weet niet wat ze ermee moet.
'Maar alles komt helemaal goed, hoor,' zei Wendy vol vertrouwen, de neiging onderdrukkend emotioneel op haar twaalfjarige dochter te steunen, haar uit te horen, haar in dit drama een medeplichtige tegen haar papa te maken... of misschien realistischer, tegen zichzelf. Ze voelde zich zo kwetsbaar, maar dat was haar probleem; een kind hoorde een ouder niet te troosten.
'Denk je?' vroeg Magda.
'Ja lieverd, echt,' zei Wendy met geveinsd optimisme in haar stem. 'Wanneer komen jullie thuis?'
'Morgen, mama,' zei Magda. En toen voegde ze eraan
toe, alsof ze echt was gerustgesteld: 'O mama, ik kan niet wachten tot je mijn pony ziet!'
Er ontsnapte onwillekeurig een geluidje achter uit Wendy's keel, als de verbijsterde piep van een muis op het moment dat de val dichtklapt. Ze slikte moeizaam. 'Dan zie ik je morgen,' zei ze. 'Ik bel je morgenochtend...'
'Dag mama.'
Wendy zette de telefoon terug in de oplader. Het enige waaraan ze kon denken, was dat Magda niet kon wachten haar haar pony te laten zien, niet om haar te zien.
Het ging prima met haar kinderen en ze haatten haar... Fijn! Moet advocaat bellen. Haar hand bewoog langzaam naar de telefoon, en ze greep hem weer uit de oplader. Ze zette hem aan en stelde zich voor dat ze een nummer intoetste. .. maar wie moest ze bellen? Het hoofd van de advocaten van Splatch-Verner natuurlijk... en ze stelde zich voor dat ze opstond, zijn nummer opzocht in het blauwe boekje waar alle telefoonnummers van belangrijke leidinggevenden in stonden... maar zou zijn prive-nummer erbij staan?... en ze toetste een nummer in, maar het ging steeds fout en ze moest steeds opnieuw beginnen...
Ze werd een uur later jankend als een geslagen hond wakker. Shane! De kinderen! Scheiding! Er schoot een golf van woede door haar heen, die zo sterk werd dat ze zich voelde als een losgeslagen trein.
Ze toetste deze keer zonder fouten te maken een nummer in. 'Breakers Hotel in Palm Beach graag.' Stilte. Toets een voor extra kosten van zestig cent... 'Shane Healy graag.'
'Hallo?' Die toon... alsof hij wist dat er nog een telefoontje zou komen en er bang voor was.
'Hoe kon je me buitensluiten, Shane?'
'Dat moest wel.' Hij was nu beter voorbereid.
'Waarom?'
'Tyler ligt te slapen!' Beschuldigend, alsof ze opzettelijk haar kind wilde kwaad doen.
'En me die scheidingspapieren laten presenteren.'
'We hebben het er morgen wel over. Als we terugkomen.'
'We gaan het er nu over hebben.'
'Ga slapen.' Vermoeid.
'Dit kun je niet maken. Het zal je niet lukken. Het is illegaal...'
'Ga slapen. Alsjeblieft.'
'Raakt het je niet dat ik gek werd van angst? Dat ik naar het Mercer moest? Geef je eigenlijk wel om me?'
'Je bent niet de eerste die dit overkomt.' Waar sloeg dat nu weer op? 'En je kunt het wel aan.'
'Nee...'
'Ga slapen.' Sissend geluid, klik.
En toen wakker liggen en bidden dat het ochtend werd, tot er een soort grillige slaap kwam en toen het telefoontje om vijf uur 's ochtends, en nu, en nu, en nu...
Wendy keek uit het raampje van de taxi.
Snelweg op een vroege ochtend onder een oranje hemel. De zon verlichtte aan de overkant van de rivier de toppen van de wolkenkrabbers in Manhattan en bedekte ze met een laagje goud. Ze rilde. Het werd een mooie dag.
Die zondag stond in een paginabrede kop op de voorpagina van The New York Post: 'De vijftig machtigste vrouwen van New York'. Comedienne en actrice Glynnis Rourke zat met haar voeten op het glazen salontafeltje in Victory Fords kantoor.
'He, wat vind je daarvan?' zei ze terwijl ze de krant liet zakken zodat haar gezicht zichtbaar werd, dat op dat van een cherubijntje leek en in sterk contrast stond met haar karakter, dat vaak werd vergeleken met dat van een pitbull. 'Hil- lary staat natuurlijk op een, je kunt de toekomstige president van de Verenigde Staten natuurlijk niet verslaan als het op macht aankomt, en ik sta op zes, omdat ik zo veel geld zou hebben - tweeenvijftig miljoen dollar - wat niet helemaal klopt, en je vriendin Nico staat op nummer acht en onze oude vriendin Wendy op twaalf... en jij meid, staat op nummer zeventien. Waarom zitten we hier in vredesnaam? We zouden de wereld moeten overnemen.'